Naar huis met sondevoeding

Vervroegd Ontslag met Sondevoeding (VOS)

Soms krijgt een kindje sondevoeding. Dit kan zijn omdat het ziek is en niet alle voeding zelf kan drinken. Of het moet nog leren drinken omdat het te vroeg geboren is. Door de sondevoeding krijgt het kindje toch de voeding die het nodig heeft. Door Vervroegd Ontslag met Sondevoeding (VOS) hoeft een kindje niet altijd in het ziekenhuis te blijven. Het krijgt dan thuis sondevoeding totdat het heeft geleerd om alle voeding zelf te drinken. Dit kan een paar dagen tot weken duren. Ouders krijgen vanuit het ziekenhuis begeleiding.

Wat is een voedingssonde? 

Een voedingssonde is een dun en flexibel slangetje dat via de neus ingebracht wordt. Het loopt door de neus-keelholte via de slokdarm naar de maag. Het uiteinde van de sonde moet in de maag liggen. Via de sonde kan sondevoeding worden gegeven. Dat kan afgekolfde moedermelk of kunstvoeding zijn. 

De sonde kan 6 weken blijven zitten. Soms wordt de sonde eerder verwisseld, bijvoorbeeld als uw kind de sonde er zelf uitgetrokken heeft. Bij de wisseling van de sonde wordt ook van neusgat gewisseld. Zo is de kans kleiner dat de huid gaat irriteren.

Wanneer naar huis?

Uw kindje en de situatie moeten aan een aantal voorwaarden voldoen voor VOS.

Kindje

  • Uw kindje heeft geen monitorbewaking en couveusezorg meer nodig. 
  • Het kan zichzelf op temperatuur houden en groeit goed.

Situatie

  • Het is duidelijk dat het iedere 3 uur geven van sondevoeding binnen de situatie van het gezin past. 
  • De ouders kunnen alle handelingen zelfstandig uitvoeren. 
  • U tekent een verklaring waarin u aangeeft dat u weet hoe u sondevoeding geeft.

De keuze om naar huis te gaan met sondevoeding kan lastig zijn. Neem de tijd om hier goed over na te denken. We noemen hier de voordelen en nadelen. 

Voordelen

  • Uw kindje is sneller bij het gezin.
  • Een kortere tijd in het ziekenhuis is voor u, uw kind en andere gezinsleden fijn. 
  • Er is meer contact met het kindje, wat goed is voor de ontwikkeling en het opbouwen van een relatie. Dat is ook fijn als er al andere kinderen zijn.
  • U zorgt zelf voor uw kind.
  • De rust keer terug omdat u niet meer iedere dag naar het ziekenhuis hoeft.
  • U leert uw kindje goed kennen. U weet wanneer het honger heeft. Het kindje leert drinken vanuit een positieve ervaring.
  • Thuis gaat borstvoeding geven vaak beter. U kunt dan vaker oefenen met het aanleggen en het leren drinken aan de borst.

Nadelen

  • Het dag en nacht geven van sondevoeding thuis kost tijd en energie. Het is naast de gewone verzorging een extra taak.
  • Het zelf geven van sondevoeding is een verantwoordelijkheid. Dat kan spannend zijn.

Voorbereiding

Wat regelen wij voor u?

Spullen voor sondevoeding

Wij zorgen ervoor dat een speciaal bedrijf de spullen levert die u nodig heeft voor sondevoeding. Dit mag u verwachten:

  • Spuiten van 1, 2 ½, 5, 10, 20 en 60 milliliter
  • Pleisters
  • Een sonde
  • Een voedingspomp, als dat nodig is. Er wordt dan ook uitgelegd hoe u de pomp gebruikt
Thuiszorg

We regelen dat een verpleegkundige van de thuiszorg bij u komt. Die kunt u bellen als er problemen zijn met de sonde. Het kan bijvoorbeeld dat de sonde eruit is of verstopt zit. Of u twijfelt of de sonde nog goed zit.
Meer informatie over naar huis gaan van uw kind leest u op de pagina Hoera, uw baby mag naar huis!(https://ziekenhuisrivierenland.nl/behandelingen/hoera-uw-baby-mag-naar-huis/)

Begeleiding

Oefenen

De verpleegkundige helpt u bij het oefenen. Dat gebeurt als uw kindje nog in het ziekenhuis is. U leert de volgende dingen:

  • De voeding klaarmaken.
  • De plaats van de sonde controleren voor het geven van de voeding.
  • Het hevelen van de sondevoeding.
  • Sonde na de voeding met water/lucht schoonmaken.
  • Bij problemen de sonde verwijderen.
  • Problemen kunnen zien en weten hoe ze op te lossen.
  • Pleister verschonen.

Thuis

De verpleegkundige belt u de eerste dag nadat uw kindje is thuisgekomen. Daarna is er iedere week een belafspraak. Met de kinderarts heeft u 1 keer per 2 weken een belafspraak. Dit blijft tot zo totdat uw kindje alle voeding zelfstandig drinkt.

Het gesprek gaat over hoe het gaat, de temperatuur, het gewicht en wat uw kindje over de hele dag binnenkrijgt. Ook maken we afspraken over de voeding en we vragen naar uw ervaringen. Natuurlijk kunt u dan ook vragen stellen of dingen die niet duidelijk zijn bespreken. 

Als het drinken moeilijk gaat, kunt u een afspraak met een logopedist maken.

Er is 2 weken na het stoppen van de sondevoeding een controle-afspraak. 

Sondevoeding geven

Wat heeft u nodig?

  • Afgekolfde moedermelk of kunstvoeding die de kinderarts heeft voorgeschreven.
  • Een spuit met stamper. Meestal is het een spuit van 20 of 60 milliliter.
  • Een spuit van 5 milliliter om de sonde na de voeding met water schoon te maken.

Voorbereiding

Houd een vaste volgorde aan voor de voeding:

  • Was uw handen
  • Zet de spullen klaar
  • Maak de voeding klaar en zorg dat deze lauwwarm is
  • Zorg voor een rustige omgeving
  • Zorg dat er ruim tijd is voor de borstvoeding of de fles en de sondevoeding.

Controle van de voedingssonde

  • Controleer vóór iedere voeding of de voedingssonde nog goed in de maag ligt.
  • Kijk of de pleister nog stevig vast zit. Bij het inbrengen zette de verpleegkundige met een watervaste markeerstift een streepje op de sonde. Kijk of het streepje op de sonde nog op dezelfde plek zichtbaar is. Het streepje staat dicht bij het neusje.

Denkt u dat de sonde niet meer in de maag zit? Dan is een pH-controle nodig. Hiervoor neemt u contact op met de verpleegkundige van de thuiszorg. Zij beslissen of de sonde wel of niet goed zit. Het inbrengen van een nieuwe voedingssonde gebeurt altijd door een kinderverpleegkundige. U doet dat niet zelf.

Dit zijn signalen dat de sonde niet goed zit:

  • Het streepje zit niet meer bij de neus.
  • Uw kindje is benauwd en moet hoesten.
  • Uw kindje wordt blauw.
  • Uw kindje heeft pijn.

De sondevoeding in laten lopen

  • Haal eerst het teveel aan lucht uit de maag via de sonde met het spuitje van 5 milliliter.
  • Maak de spuit van 20 of 60 milliliter zonder stamper vast aan de sonde en vul deze met de lauwwarme voeding.
  • Houdt de spuit ongeveer 20 tot 40 centimeter boven uw kind vast. Hoe hoger u de spuit houdt, hoe sneller de voeding inloopt.
  • De inlooptijd van een volledige voeding is 10 tot 20 minuten.
  • Controleer of de voeding inloopt. Loopt de voeding niet? Geef 1 of 2 keer een klein beetje druk met de stamper van de spuit.
  • Blijf naar uw kind kijken als de voeding inloopt. U kunt uw kind op schoot nemen. U kunt het ook op een fopspeen laten zuigen tijdens het inlopen van de voeding.
  • Maak de spuit los na het geven van de voeding. Maak de sonde schoon met water of lucht. U mag de sonde 4 tot 6 keer per dag met 0,5 tot 3 milliliter water schoonmaken. De andere keren doet u dat met lucht. Zo blijven geen melkresten achter in de sonde.
  • Doe het afsluitdopje dicht.
  • Spoel de spuiten om met heet water en laat ze goed drogen.
  • Bewaar de spuiten in een schone, droge theedoek of in een afgesloten bakje in de koelkast.
  • Gooi alle spuiten na 24 uur weg en gebruik nieuwe spuiten.

Risico's en complicaties

Het is belangrijk dat u weet welke problemen er kunnen zijn bij het geven van sondevoeding.

Spugen 

  • Uw kind kan na de voeding een beetje spugen. Dat is geen probleem. Het kan komen door het te snel inlopen van de sondevoeding. 
  • Houd de spuit wat lager, zodat de voeding langzamer inloopt.
  • Neem uw kind in uw armen tijdens het inlopen van de sondevoeding en/of houdt uw kind even rechtop na de sondevoeding om te boeren.
  • Als uw kind gespuugd heeft, kijk dan in het mondje of de sonde niet opgekruld in de keel zit.

Slecht doorlopen van de voeding

Als uw kind flink huilt tijdens de sondevoeding, dan loopt de voeding niet goed door. Troost uw kind en zorg dat het rustig wordt. De voeding zal dan weer beter doorlopen. Kijk of er een knik in de sonde zit.

Sonde zit verstopt

Melkresten blijven aan de binnenkant van de sonde zitten. Soms raakt de sonde verstopt. De sondevoeding loopt slecht door en het naspoelen met water gaat moeilijk. Probeer de sonde voorzichtig schoon te maken met lucht of met vers kraanwater. Gebruik geen water met koolzuur om na te spoelen. 

Sonde ligt niet goed in de maag

Als u denkt dat de sonde niet meer goed in de maag ligt, geeft u géén voeding via de sonde. Bespreek met verpleegkundige of thuiszorg wat u moet doen.

Verwijderen van de voedingssonde

Soms kan het nodig zijn om de sonde te verwijderen. Het kan gebeuren dat uw kind de sonde er zelf voor een deel uittrekt. Het kan ook dat uw kind de sonde voor een deel uitspuugt.

Zo haalt u de sonde eruit:

  • Maak de pleister los met een speciaal removerdoekje.
  • Sluit het afsluitdopje en trek in een snelle beweging de sonde uit de neus.
  • Maak de neus schoon met een gaasje of papieren doekje. Haal snot en slijm weg.

Pleister vervangen

Door een pleister blijft de sonde goed zitten. Zit de pleister niet meer goed, dan moet u deze meteen vervangen. Let goed op dat de sonde op dezelfde plek blijft zitten. Het is handig als u dit met hulp van iemand anders doet.

Zo vervangt u de pleister:

  • Knip de juiste vorm uit het Leukoplast.
  • Vraag een tweede persoon om uw kind vast te houden. Uw kind stevig in een omslagdoek wikkelen kan ook.
  • Haal de oude pleister van de neus en de wang met een removerdoekje. Houd de sonde hierbij goed vast, zodat deze niet verschuift. Het streepje op de sonde moet direct bij het neusgat te zien zijn.
  • Verwijder de kleverige pleisterresten van de neus en wang.
  • Gebruik de Cutimed Protect swab / Cavilon. Veeg dit over de huid waar u de pleister gaat plakken. Dit beschermt de huid en zorgt er ook voor dat de pleister goed plakt. 
  • Plak de nieuwe pleister over de neus en wang van uw kindje.

Uiteinde van de sonde ligt niet in de maag (aspiratie)

Bij een aspiratie ligt het uiteinde van de sonde niet in de maag. De voeding komt dan tijdens het inlopen in de luchtwegen of longen. 

  • Uw kind gaat erg hoesten.
  • Uw kind wordt blauw.
  • Uw kind stopt met ademen.

Dit doet u bij een aspiratie: 

  • Stop de sondevoeding! Knijp de sonde dicht en maak de spuit los. 
  • Maak snel de pleister los en trek in een snelle beweging de sonde eruit.
  • Houd u kind rechtop en blaas hard in het gezichtje om te zorgen dat het blijft ademen.
  • Als het kind niet ademt of niet goed doorademt bel dan 112.