Bij flexibele insulinetherapie spuit u vier keer per dag insuline. Een keer langwerkende insuline en drie keer snelwerkende insuline, ook wel maaltijdinsuline genoemd.
Voordelen
Er zijn diverse voordelen bij het volgen van flexibele insulinetherapie:
- U kunt de gezonde situatie nabootsen. Het lichaam van gezonde mensen maakt 24 uur per dag een klein beetje insuline aan. Na het eten komt er meer glucose (suiker) in het bloed. Het lichaam
maakt dan extra insuline aan. Insuline zorgt ervoor dat uw bloedglucose niet te hoog wordt. Met flexibele insulinetherapie kunt u deze gezonde situatie nabootsen. U geeft langwerkende insuline die 24 uur per dag een beetje insuline afgeeft. Om de
glucosepieken na de maaltijd op te vangen, geeft u maaltijdinsuline. - U kunt flexibel omgaan met de tijdstippen waarop u eet. Als u vroeger of later eet, kunt u de maaltijdinsuline ook vroeger of later geven. U kunt uitslapen en zonder problemen later spuiten en later ontbijten.
- U kunt de hoeveelheid maaltijdinsuline aanpassen. Eet u meer of minder dan normaal? Dan kunt u ook meer of minder maaltijdinsuline spuiten. Gaat u sporten of meer bewegen? Dan daalt de bloedglucose over het algemeen. Uw lichaam heeft dan minder insuline nodig. Om dit op te vangen, kunt u minder maaltijdinsuline geven. Bij het overslaan van een maaltijd kan het zijn, dat u niet hoeft te spuiten.
- U kunt vliegen door tijdzones opvangen. Bij reizen met tijdzoneverschil kunt u uw insulineschema makkelijker aanpassen aan de nieuwe tijden.
Ideale bloedglucosewaarden
Waarde tussen 4.5 en 9 mmol/l
- Nuchter (bij het wakker worden): tussen 4.5 en 8 mmol/l
- Voor de maaltijd: tussen 4.5 en 8 mmol/l
- 2 uur na de maaltijd: lager dan 9 mmol/l
- Voor het slapen gaan: tussen 6 en 9 mmol/l
Het ideale HbA1c-gehalte ligt rond de 53 mmol/mol. Het HbA1c is een waarde in het bloed die iets zegt over de gemiddelde bloedglucosewaarde van de afgelopen 8 tot 12 weken.
Bent u ouder dan 70 jaar dan liggen de ideale waarden hoger.
Gebruik insuline
Hoeveelheid insuline
De hoeveelheid insuline die nodig is, verschilt per persoon. Als u start met flexibele insulinetherapie zal uw diabetesverpleegkundige met u berekenen hoeveel insuline u nodig heeft. De diabetesverpleegkundige vraagt u om een dagcurve te maken. Hiervoor moet u 4 of 7 keer op een dag uw bloedglucose meten en dit opschrijven. Op basis van uw dagcurve wordt bepaald hoeveel insuline u moet spuiten.
Langwerkende insuline
De langwerkende insuline spuit u elke dag op hetzelfde moment. Dit doet u 1 keer per dag. Na deze injectie hoeft u niets te eten.
Snelwerkende maaltijdinsuline
De snelwerkende maaltijdinsuline begint vrijwel direct te werken nadat u het heeft gespoten. U dient deze insuline toe voor iedere maaltijd. Dus drie keer per dag. Na het spuiten van de snelwerkende insuline moet u gaan eten, anders krijgt u een hypo (een te lage bloedglucose).
Maaltijdinsuline en voeding
Uw bloedglucosewaarde stijgt door het eten of drinken van koolhydraten. Daarom moet maaltijdinsuline direct voor de maaltijd gespoten worden. Maar, als u bijvoorbeeld een voorgerecht eet zonder koolhydraten, dan kunt u de maaltijdinsuline beter spuiten voor de hoofdmaaltijd die wel koolhydraten bevat. Spuit u insuline voor een maaltijd zonder koolhydraten dan is de kans groot dat u een hypo krijgt.
Maaltijdinsuline en tussendoortjes
Maaltijdinsuline is na ongeveer 3 uur grotendeels uitgewerkt. Als u voor de volgende maaltijd een tussendoortje neemt van meer dan 15 gram koolhydraten, dan is het nodig hiervoor extra insuline te spuiten.
De basisregel hierbij is:
- Voor een tussendoortje met minder dan 15 gram koolhydraten hoeft u geen extra insuline te spuiten.
- Bevat een tussendoortje meer dan 15 gram koolhydraten overleg dan met uw diëtist of diabetesverpleegkundige hoeveel insuline u extra kunt toedienen.
Maaltijdinsuline en lichaamsbeweging
Door lichamelijke inspanning daalt de bloedglucose meestal. Als u binnen 2 uur na het spuiten van maaltijdinsuline gaat sporten, dan is het advies om de insulinedosis te halveren (50%). Bij zware inspanning kan het nodig zijn nog verder te minderen met de insuline. Dit kan nodig zijn om hypo’s tijdens en na het sporten te voorkomen. Lees hierover meer op de pagina sporten met diabetes(https://ziekenhuisrivierenland.nl/behandelingen/sporten-met-diabetes/).
Zelfregulatie
Flexibele insulinetherapie geeft u de mogelijkheid de insulinedosis aan te passen als uw bloedglucose te hoog of te laag is. Een voorbeeld: stel u heeft een te hoge bloedglucose voor de maaltijd, dan kunt u extra snelwerkende insuline spuiten. U zorgt er dan voor dat uw bloedglucose na de maaltijd niet opnieuw te hoog is. Mensen die per dag veel eenheden (EH) insuline gebruiken (bijvoorbeeld 120 EH), moeten meer bijspuiten dan mensen die weinig eenheden insuline per dag spuiten (bijvoorbeeld 28 EH). U kunt met uw internist of diabetesverpleegkundige overleggen hoeveel insuline u extra moet spuiten.
Vuistregels voor het aanpassen van maaltijdinsuline
Let op: deze vuistregeles kunnen per persoon verschillen
- 1 eenheid maaltijdinsuline laat de bloedglucose 2,5 mmol/l dalen
- 15 gram koolhydraten laat de bloedglucose tot 2,5 mmol/l stijgen
Advies: spuit meer maaltijdinsuline bij een glucosewaarde boven de 10 mmol/l.
Bloedglucosewaarden en gebruik maaltijdinsuline:
- Waarde lager dan 4 mmol/l - neem 200 ml limonade met suiker of 4 tabletten druivensuiker
- Waarde tussen 4-10 mmol/l - neem de normale dosis insuline
- Waarde tussen 10-15 mmol/l - neem 2 tot 4 EH-insuline extra
- Waarde tussen 15-20 mmol/l - neem 4 tot 8 EH-insuline extra
- Waarde boven 20 mmol/l - neem 10 EH-insuline extra. Controleer uw glucosewaarde na 2 uur. Is deze dan nog boven de 20 mmol/l, neem dan contact op met de diabetesverpleegkundige of internist.
Complicaties
Enkele aandachtspunten als u flexibele insulinetherapie toepast:
Hypo's voor de maaltijd
Is uw bloedglucose voor de maaltijd lager dan 4 mmol/l, neem dan een glas aanmaaklimonade (3 eetlepels siroop aanmengen met water), vruchtensap of 4 tot 5 tabletten druivensuiker. Daarna wacht u 10 minuten. De suiker wordt dan opgenomen in het bloed. Daarna spuit u de gebruikelijke dosis insuline voor die maaltijd.
Voor het slapen gaan
Is uw bloedglucose voor het slapen gaan lager dan 6 mmol/l? Neem dan 15 gram koolhydraten in vaste vorm, zoals een bruine boterham, een stuk ontbijtkoek of wat fruit. Spuit altijd dezelfde dosering langwerkende insuline. Heeft u vaker een afwijkende glucosewaarde voor het slapen? Bespreek dan met uw diabetesverpleegkundige hoe u dit kunt voorkomen.
Ziekte
Ziekte en koorts kunnen uw bloedglucosewaarden flink ontregelen. Controleer daarom uw bloedglucose extra vaak. De snelwerkende maaltijdinsuline kunt u aanpassen aan de hoeveelheid koolhydraten die u eet of aan de hoogte van de bloedglucosewaarden (zie schema). De langwerkende insuline hoeft u meestal niet te wijzigen.
Braken
Probeer te blijven drinken, ook als u zich niet lekker voelt. Pas de dosis insuline aan, aan de glucosewaarden die u meet. Verslechtert uw conditie, blijven uw glucosewaarden hoog of droogt u uit? Neem dan contact op met uw diabetesverpleegkundige of de dienstdoende huisarts.
Let op! Bent u ziek, heeft u hoge glucosewaarden en moet u braken? Bel dan altijd direct uw diabetesverpleegkundige of de huisarts.