Baarmoeder verwijderen

Het weghalen van de baarmoeder bij goedaardige klachten gebeurt als door andere behandelingen de klacht niet weggaat. Deze operatie wordt ook uterusextirpatie of hysterectomie genoemd.

De beslissing

Voor het nemen van de beslissing om de baarmoeder te laten verwijderen is het belangrijk om antwoorden op de volgende vragen te hebben:

  • Wat is de reden voor de operatie?
  • Zijn er andere mogelijkheden voor behandeling die beter zijn?
  • Is het mogelijk om te leren omgaan met de klachten?
  • Hoe groot is de kans dat na de operatie de klachten echt weg zijn?
  • Weet u wat de voordelen en nadelen van de operatie zijn?
  • Hoe vindt de operatie plaats: via de vagina, via de buikwand of laparoscopisch (met een kijkbuis)?
  • Wilt u ook de eierstokken weg laten halen?
  • Kent u de gevolgen van het weghalen van de baarmoeder na korte en langere tijd?
  • Heeft u genoeg informatie en tijd gehad om een beslissing te nemen waar goed over nagedacht is?

Eierstokken en eileiders

Het wel of niet weghalen van de eierstokken en/of de eileiders is een vraag die een rol speelt bij het nemen van een besluit.

Eierstokken

Het weghalen van de eierstokken bij een operatie voor de overgang is niet nodig. We doen dat ook liever niet. Het gebeurt alleen als tijdens de operatie zichtbaar wordt dat er iets niet goed is. Het verwijderen van beide eierstokken betekent namelijk dat direct na de operatie de overgang begint.

Als kanker aan de eierstokken in de familie zit, is het verstandig om dit met de gynaecoloog te bespreken.

Eileiders

De eileider is een buisje tussen de baarmoeder en de eierstok. De eicellen gaan hier doorheen, naar de baarmoeder toe. Als de eileiders worden verwijderd, heeft u minder kans op eierstokkanker in de toekomst. Dat komt omdat eierstokkanker soms ontstaat in de eileider. De kans op eierstokkanker is héél klein. Deze kans wordt door het verwijderen van de eileiders nog kleiner. Het verwijderen van de eileiders is veilig. U komt hierdoor niet in de overgang. 

Operatietechnieken

Vaginaal

Deze techniek is mogelijk als de baarmoeder niet te groot is en vanzelf al naar beneden zakt.

Voordelen
  • Er is geen buiklitteken, er ontstaat alleen een litteken boven in de schede.
  • Het herstel gaat sneller dan bij een buikwandoperatie.
Nadeel
  • Bij deze operatie kunnen de eileiders niet worden verwijderd. Als de eileiders met de baarmoeder worden verwijderd, heeft u minder kans op eierstokkanker in de toekomst.

Laparoscopische operatie

Deze techniek wordt gebruikt als de baarmoeder te weinig is verzakt om vaginaal te kunnen verwijderen. De gynaecoloog maakt 3 of 4 kleine sneetjes in de buikwand. Via een sneetje net onder de navel wordt een kijkbuis (laparoscoop) in de buik gebracht. Via de andere sneetjes gaan instrumenten naar binnen om de baarmoeder los te maken. De gynaecoloog verwijdert de baarmoeder via de vagina. Meer hierover leest u op de pagina: Kijkoperatie in de onderbuik: 
Kijkoperatie in de onderbuik (laparoscopische operatie)(https://ziekenhuisrivierenland.nl/onderzoeken/kijkoperatie-in-de-onderbuik-laparoscopische-operatie/).

Voordelen
  • Er is geen grote snee in de buik nodig.
  • De eileiders kunnen ook worden verwijderd.
  • Het herstel gaat sneller dan bij een buikwandoperatie.
Nadeel
  • Soms moet de gynaecoloog toch via de buikwand gaan opereren.

Via de buikwand (abdominaal)

De gynaecoloog maakt een snede in de buikwand van zo’n 10 tot 15 centimeter. Dat kan horizontaal (bikinisnede) of verticaal (van de navel naar beneden). Bij een heel grote baarmoeder is soms alleen een verticale snede mogelijk. Deze techniek wordt gebruikt als de baarmoeder te groot is voor het vaginaal of laparoscopisch verwijderen.

Voordeel
  • De eileiders kunnen ook worden verwijderd.
Nadelen
  • Litteken op de buik. Bij een bikinisnede kan dat langere tijd ongevoelig of juist overgevoelig zijn door het doorsnijden van huidzenuwen.
  • Het herstellen duurt langer.

Voorbereiding

Vaak is er eerst een bloedonderzoek, soms een longfoto, een hartfilmpje (ECG) en een algemeen onderzoek in de polikliniek.

De gynaecoloog bespreekt met u:

  • de manier waarop de operatie wordt uitgevoerd. Dat kan via de vagina, de buikwand of met een kijkbuis (laparoscoop);
  • bij een operatie via de buikwand: hoe de snede zal lopen (horizontaal of verticaal);
  • wat er bij de operatie wordt weggehaald; alleen de baarmoeder of ook de baarmoederhals, de eileiders en  de eierstokken;
  • wat de mogelijke gevolgen van de operatie zijn;
  • wie de operatie zal doen;
  • hoelang u ongeveer in het ziekenhuis moet blijven;
  • de soort verdoving. Bij een buikoperatie of laparoscopische operatie is dit altijd narcose, bij een operatie via de vagina is ook een ruggenprik mogelijk. 

Medicijnen

U krijgt ná de operatie een medicijn om trombose te voorkomen.

Hulp regelen

Het is verstandig al vóór de operatie hulp te regelen voor de periode erna. U moet er rekening mee houden dat u weinig kunt doen als u thuiskomt. De eerste tijd thuis hebt u zeker enige hulp nodig.

De operatie

Soms krijgt u eerst een klysma. Deze vloeistof zorgt voor het schoonmaken van de darmen.

Bij het weghalen via de buikwand (abdominaal) maakt de gynaecoloog een snede in de buikwand van zo’n 10 tot 15 centimeter. Dat kan horizontaal (bikinisnede) of verticaal (van de navel naar beneden). Bij een heel grote baarmoeder is soms alleen een verticale snede mogelijk.

Bij een kijkbuisoperatie maakt de gynaecoloog meestal 3 of 4 kleine sneetjes in de buikwand. Via een sneetje net onder de navel wordt een kijkbuis (laparoscoop) in de buik gebracht. Via de andere sneetjes gaan instrumenten naar binnen om de baarmoeder van het omringende weefsel los te maken. De gynaecoloog verwijdert de baarmoeder via de vagina.

Bij het weghalen van de baarmoeder via de vagina (vaginaal) ontstaat er alleen een litteken boven in de schede.

De operatie duurt ongeveer 1 uur. 

Na de operatie

Via een infuus krijgt u vocht in het lichaam. Dit slangetje blijft zitten tot de misselijkheid voorbij is. Plassen gaat via een slangetje (katheter) in de blaas. Soms zit er een gaastampon in de schede om bloed op te vangen, die gaat er de volgende dag uit. Er zijn regelmatige controles van bloeddruk, hartslag en de wond. U krijgt medicijnen tegen de pijn en een antistollingsmiddel zodat u geen trombose krijgt.

Werking van de darmen

Door de verdoving lagen de darmen stil. Na de operatie gaan ze langzaam weer werken. Winden laten hoort daarbij.

De dag van de operatie blijft u nog in bed, de volgende dag kunt u er al voorzichtig uit.

Controle

U komt na 6 weken naar de polikliniek voor controle.

Risico’s en complicaties

  • Bij deze operatie brengt men bijna altijd een katheter in de blaas. Daardoor kan een blaasontsteking ontstaan. Zo’n ontsteking is goed te behandelen.
  • Er kan een ontsteking van de wond(jes) ontstaan, of een ontsteking in de buikholte. 
  • Er kan in de buikwand of in de top van de vagina een nabloeding ontstaan. Bij een ernstige nabloeding is soms een tweede operatie nodig.
  • Het beschadigen van de urinewegen of darmen.
  • Soms is het bij een buikwandoperatie heel lastig om de baarmoedermond te verwijderen, deze blijft dan zitten.
  • Het krijgen van trombose. Dit is een bloedprop in de bloedvaten.
  • Na een operatie via de buikwand kan het litteken lang gevoelig blijven.
  • Een litteken in de buikwand kan intrekken, zodat de buikwand ernaast of erboven gaat ‘overhangen’.
  • De huid rond het litteken van een bikinisnede blijft soms langer ongevoelig of juist overgevoelig omdat de gynaecoloog huidzenuwen doorsneed.
  • Er kunnen verklevingen ontstaan. Dit zorgt bijna nooit voor klachten.

Gevolgen weghalen baarmoeder

Geen menstruatie, geen zwangerschap

Na een baarmoederverwijdering wordt u niet meer ongesteld en kunt u niet meer zwanger worden. Als de baarmoederhals aanwezig blijft, kunt u elke maand nog een heel klein beetje bloed verliezen. 

Plasproblemen

Soms ontstaan er problemen met plassen, zoals moeite hebben met het ophouden van de plas. Dat kan komen doordat de gynaecoloog de blaas tijdens de operatie losmaakt van de baarmoeder. Meestal gaan deze klachten vanzelf over. Hebt u vóór de operatie al problemen met het ophouden van de plas, bespreek dit dan voor de operatie met uw gynaecoloog.

Overgangsklachten

Volgens de theorie zorgt het weghalen van de baarmoeder er niet voor dat de overgang eerder begint. Toch zijn er na de operatie soms overgangsklachten zoals opvliegers. De opvliegers verdwijnen vaak als het lichaam zich aanpast aan de nieuwe situatie.

Seks is anders

Bij bijna iedereen verandert er iets bij de seks. Dat kan goed zijn: minder pijn bij het vrijen of niet meer erg veel vloeien. Soms zijn er ook veranderingen negatief, zoals minder zin hebben in vrijen, minder gevoel van (en rond) de vagina en/of veranderingen in het orgasme (klaarkomen).

Zich minder vrouw voelen

Sommige vrouwen voelen zich na een baarmoederverwijdering ‘minder vrouw’, omdat ze geen kinderen meer kunnen krijgen en niet meer ongesteld worden. Het is belangrijk deze gevoelens serieus te nemen. Erover praten kan opluchten en helpen.

Depressiviteit

Na de operatie kunnen er nare herinneringen aan incest of mishandeling in het verleden zijn. Als u in het verleden nare ervaringen had, bespreek dit dan al vóór de operatie met uw huisarts of gynaecoloog.

Verzakking

Na het verwijderen van de baarmoeder heeft u iets meer kans op een verzakking in de toekomst. De baarmoeder zit met bindweefsel aan de bekkenbodem vast. Dat zorgt voor stevigheid. Dit weefsel wordt doorgesneden bij het verwijderen van de baarmoeder. Daardoor wordt de bekkenbodem wat minder stevig. 

Adviezen na de operatie

Deze fysiotherapie-oefeningen helpen u om sneller beter te worden.

Dag 1

Zucht regelmatig diep door, zodat u geen longproblemen krijgt. Durf daarbij naar de wond toe te ademen.

Ga op uw rug liggen met de handen op uw buik. Probeer het zo te doen dat bij het inademen de buik boller wordt en bij het uitademen platter. Ondersteun bij hoesten en niezen de wond met uw handen of een kussentje/handdoekje. Oefen regelmatig uw benen door rondjes met de enkels te draaien, voeten op te trekken en weg te duwen en de heupen en knieën te buigen en te strekken.

Dag 2

Draai bij het uit bed komen eerst op uw zij, breng dan uw benen over de rand en duw uzelf op met de armen. Breng bij het opstaan uw romp goed naar voren. Bij het lopen de buik ontspannen en doorademen.

Plassen

Als de katheter weg is kunt u proberen te plassen. Ga goed rechtop op het toilet zitten, strek de romp op waarbij uw onderrug hol wordt en adem naar de buik. Neem de tijd, probeer uw bekkenbodemspieren te ontspannen door de onderbuik, plasbuis en anus te laten uitzakken. Als u het gevoel hebt dat u niet helemaal uitgeplast bent, kunt u enkele malen het bekken kantelen voordat u opstaat. Soms komt er nog een beetje plas. Niet persen. Om nadruppelen te voorkomen trekt u als de plasstraal gestopt is het poepgat en plasbuis flink in en houdt u de spierspanning even vast. Dan staat u op.

Poepen

U gaat ontspannen op het toilet zitten en kantelt uw bekken iets naar achteren; de rug wordt wat boller en u voelt hoe u iets in het toilet zakt. U mag terwijl u uitademt zacht persen om de poepreflex te laten starten. Daarna moet de poep vanzelf plaats komen. De poepreflex ontstaat door eten. Probeer dan ook een half uur na de maaltijd te poepen. Als het niet lukt blijf dan niet te lang zitten. Probeer het later nog een keer.

Dag 3-7

Als de katheter weg is, kunt u beginnen met de spieroefeningen voor de bekkenbodem. U spant de spieren aan door de vagina in te trekken alsof u de plas ophoudt en het poepgat in te trekken alsof u een windje inhoudt. Span tijdens het uitademen de bekkenbodem aan en laat bij inademen weer los. Als deze oefening goed gaat, kunt u de bekkenbodem aanspannen tijdens het opstaan, het omdraaien in bed en later bij het tillen. Maar niet steeds aanspannen!

Ook bij het hoesten en niezen kunt u de bekkenbodem aanspannen om eventueel plasverlies te voorkomen. U kunt dit oefenen door tijdens een krachtige uitademing de bekkenbodem aan te spannen.

Naar huis

Hoe lang u in het ziekenhuis blijft hangt af van hoe zwaar de operatie was en van hoe snel het beter gaat. Meestal mag u na 1 nacht naar huis. Het is wel belangrijk dat er thuis hulp is.

Hersteltijd

De tijd om beter te worden is voor iedereen verschillend. De meeste vrouwen zijn na 6 weken hersteld.

Moeheid

U bent thuis snel moe en kunt vaak minder aan dan u dacht. Het beste kunt u toegeven aan de moeheid en extra rusten. 

Afscheiding

De eerste weken hebt u vaak wat bloederige of bruinige afscheiding. Is dit duidelijk meer dan bij een normale menstruatie, neem dan contact op met de afdeling.

Douchen

Douchen mag gerust, ook met een buiklitteken. Bespreek met uw gynaecoloog of u een bad kunt nemen.

Activiteit

U bouwt uw activiteiten rustig op. Rustig lopen en traplopen is geen probleem. De eerste 6 weken zo min mogelijk dragen en tillen. Doe licht huishoudelijk werk liever eerst zittend. Het staand werken langzaam opbouwen. Autorijden mag na 2 tot 4 weken en na 6 weken mag u weer intensief sporten. Luister naar uw lijf en bouw het rustig op. Als u naar huis gaat krijgt u meer informatie over het herstel. 

Weer aan het werk

Afhankelijk van het type operatie en uw werk, mag u na 2 tot 6 weken weer gaan werken. Als u zich na die weken nog niet fit voelt, bespreek dit dan met uw gynaecoloog, huisarts en/of bedrijfsarts. Soms is het verstandig nog wat langer thuis te blijven om aan te sterken of om de eerste weken alleen ‘s middags te werken.

Vrijen

Als bij de operatie de baarmoederhals is weggehaald, is er in de top van de schede een litteken. Het is voor de genezing beter als er dan niets in de schede komt. Het advies is om de eerste 6 weken na de operatie geen seks te hebben of tampons te gebruiken. Seksueel opgewonden raken of masturberen kan wel. Wanneer bij de controle 6 weken na de operatie blijkt dat de wond in de vagina goed genezen is, kunt u weer proberen om seks te hebben.

Uitstrijkje na de operatie

Als de baarmoederhals verwijderd is, hoeft u geen uitstrijkjes meer te laten maken. Als er ooit verkeerde cellen in de baarmoederhals zijn gevonden, is uitstrijkjes laten maken wel verstandig. Bespreek dit met de gynaecoloog.

Als de baarmoederhals is blijven zitten, is het verstandig om een uitstrijkje te laten maken als u een oproep krijgt voor het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Dat gebeurt 1 keer in de 5 jaar.

Meer informatie leest u op de website degynaecoloog.nl(https://www.degynaecoloog.nl/samen-beslissen/keuzehulpen/weghalen-van-de-baarmoeder/) en op de website van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie nvog.nl(https://www.nvog.nl/themas/wetenschap/vrouwspecifieke-aandoeningen/).