Cognitieve communicatiestoornis

Mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH), zoals een beroerte, MS of Parkinson, kunnen spraak- en taalstoornissen (dysartrie en afasie) en ook cognitieve stoornissen hebben. 

Bij een cognitieve stoornis kan iemand problemen hebben met:

  • aandacht erbij houden;
  • snel informatie verwerken;
  • het geheugen;
  • het plannen van een dag of activiteit;

Zorgt een cognitieve stoornis voor verandering in de communicatie, dan noemen we dat een cognitieve communicatiestoornis (CCS). Het kan zijn dat een gesprek problemen geeft, lezen mogelijk niet meer lukt en schrijven verandert. Niet omdat er een taalstoornis is, maar door andere, cognitieve veranderingen. 

Wat kan een logopedist doen?

Een logopedist bepaalt via onderzoek, observaties en een vragenlijst of er sprake is van een cognitieve communicatiestoornis. De logopedist overlegt hiervoor ook met de psycholoog en de ergotherapeut. Samen met de patiënt en de naasten kijkt de logopedist naar mogelijke aanpassingen van het dagelijkse leven. Met als doel de communicatie weer zo goed mogelijk te laten verlopen.