Het voeden van uw te vroeg geboren baby

Een baby die te vroeg geboren is kan meestal nog niet meteen zelf (alles) drinken. Uw baby krijgt daarom tijdelijk volledig of gedeeltelijk voeding via een slangetje door de neus (sonde). Tegelijkertijd moet uw baby leren om het zuigen, slikken en ademen goed op elkaar af te stemmen. 

Het belangrijkste is dat uw baby veilig leert drinken. Zonder zich te verslikken en zonder er benauwd van te worden. Het voeden moet een prettige en positieve ervaring zijn voor uzelf en uw baby, zonder stress. Dat voorkomt voedingsproblemen op latere leeftijd.

In stapjes leren drinken

Meestal kan een baby bij een leeftijd van 28 of 29 weken zwangerschapsduur al zuigen op een fopspeen. Dat noemen we niet-voedend zuigen. Dit is een eerste stap in de ontwikkeling naar borst- of flesvoeding. Een stap waarbij een baby nog niet zoveel tegelijk hoeft te kunnen zuigen, slikken en ademen.  

Tussen de 33 en 34 weken zwangerschapsduur en de uitgerekende geboortedatum is uw baby mogelijk toe aan drinken aan de borst of uit de fles. Dat kan zodra uw baby het zuigen, slikken en ademen op elkaar af kan stemmen. Drinken is namelijk lastiger dan zuigen op een fopspeen omdat hierbij vaker geslikt wordt. En op het moment van slikken kan de baby geen ademhalen.

Het is normaal dat het drinken bij te vroeg geboren baby’s wisselend verloopt. De ene keer gaat het goed. De andere keer kan uw baby misschien niet zelf drinken en is sondevoeding nodig. De verpleegkundige kijkt bij elk voedingsmoment:

  • of uw baby er aan toe is om zelf te drinken;
  • of uw baby het drinken vol kan houden;
  • hoe uw baby het beste geholpen kan worden tijdens het drinken, en
  • hoe het drinken is gegaan.

Veilig en plezierig kunnen drinken is belangrijker dan de hoeveelheid die gedronken wordt.

 

Voorbereiding voor het voeden

Uw baby leert iets nieuws wat veel energie en aandacht vraagt. Rust en zo min mogelijk afleiding zijn daarom erg belangrijk tijdens het voeden. Vermijd hard geluid, praten, fel licht en bezoek. En zorg voor een rustige plek waar u zelf ontspannen kunt zitten en waarbij u goed naar uw baby kunt kijken. 

Starten met voeden

U kunt beginnen met voeden als uw baby voldoende alert is. Uw baby moet wakker genoeg zijn om te kunnen reageren op de borst of fles.

Houding 

Zorg ervoor dat uw baby goed ondersteund ligt tijdens het voeden. Bij flesvoe­ding is het soms beter om uw baby in zijligging te voeden. De verpleegkundige helpt u de juiste houding te vinden. Let er op dat u zelf ontspannen zit. De voedingskussens en voetenbankjes op de afdeling helpen hierbij.

Aanbieden borst of fles

Maak met de tepel of speen een langzame, strijkende beweging van het oor in de richting van de mondhoek. Zo stimuleert u de tepelzoekreflex en geeft u uw baby het signaal dat het voeden gaat starten. Is uw baby klaar voor de voeding, dan gaat de mond open en de tong omlaag. Bied dan de borst of speen aan. Zorg ervoor dat uw baby de tepel in zijn geheel in de mond neemt. Of bij flesvoeding: dat de speen tot aan het brede gedeelte in de mond komt. Gaat de mond niet open? Dan is uw baby niet toe aan drinken en wordt sondevoeding gegeven.

Op de pagina Borstvoeding geven aan uw te vroeg geboren baby(https://ziekenhuisrivierenland.nl/behandelingen/borstvoeding-geven-aan-uw-te-vroeg-geboren-baby/) leest u meer over houdingsadviezen en aanleggen van een baby aan de 
borst. 

 

Tijdens het voeden

Aanpassen van het zuigritme 

Uw baby moet hard werken om het zuigen, slikken en ademen goed op elkaar af te stemmen. Merkt u dat uw baby buiten adem raakt? U kunt dan helpen door het ritme aan te passen. Dit doet u door uw baby na enkele zuigbewegin­gen te laten pauzeren. De verpleegkundige helpt u hierbij. 

Voorkomen van stress 

Om te leren drinken moet de voeding een prettige ervaring zijn. Kijk daarom goed naar uw baby tijdens het voeden. Ziet u dat uw baby stress heeft? Onderbreek de voeding dan even. Houdt de stress aan? Dan krijgt uw baby de rest van de voeding via een sonde. 

Zo herkent u stress bij uw baby: 

  • Moeite met ademen (hoorbaar of zichtbaar)
  • Onrustig worden 
  • Wegdraaien hoofd 
  • Wegduwen speen 
  • Wenkbrauwen optrekken of fronsen 
  • Verslikken/hoesten 
  • Kokhalzen 
  • Knoeien 

Lengte van de voeding 

Voed uw baby niet te lang. Stop zodra uw baby niet meer alert is, stress­
vertoont of moe wordt. De rest van de voeding wordt dan via de sonde gegeven. Een voedingsmoment duurt meestal tussen de 10 en maxi­maal 20 minuten. 

Boeren 

Laat uw baby tussendoor boeren. Neem hier de tijd voor. Houd hierbij de baby rechtop met het hoofd tegen of over uw schouder. Eventueel kunt u zachtjes over de rug wrijven.

Begeleiding bij het voeden

De verpleegkundige begeleidt u bij het voeden van uw baby. De logopedist en de lacta­tiekundige geven u ook uitleg en advies. Bijvoorbeeld over welke fles en speen u het beste kunt gebruiken.