Bij een uitstrijkje worden cellen van de baarmoederhals afgenomen. Dat gebeurt met een soort borsteltje. De cellen worden in een speciale vloeistof gedaan. Daarna worden ze onderzocht in het laboratorium.
Waarom een uitstrijkje
Met een uitstrijkje wordt onderzocht of u een 'voorstadium' van
baarmoederhalskanker heeft. Is de uitslag van het uitstrijkje 'normaal'? Dan is de kans op baarmoederhalskanker heel klein.
Bij de uitslag 'voorstadium van baarmoederhalskanker' is er een kleine kans dat u later baarmoederhalskanker krijgt. Een voorstadium kan goed behandeld worden. Dit kan voorkomen dat u later baarmoederhalskanker krijgt.
Wie krijgt een uitstrijkje
Alle vrouwen tussen de 30 en 60 jaar krijgen een oproep om een uitstrijkje te laten maken. Dat gebeurt 1 keer in de 5 of 10 jaar. Het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker stuurt deze oproep. De huisarts of assistent maakt het uitstrijkje.
Redenen om een extra uitstrijkje te laten maken, ook op jongere of oudere leeftijd, zijn:
- Tussentijds bloedverlies
- Bloederige afscheiding
- Bloedverlies na seks (gemeenschap)
Voorbereiding
Er zijn geen voorbereidingen nodig voor het maken van een uitstrijkje. Maar: als u ongesteld bent (menstrueert) kunt u het uitstrijkje beter uitstellen. Door het bloed kan het laboratorium de cellen niet goed bekijken.
Ook tijdens de zwangerschap zijn de cellen moeilijk te beoordelen. Wacht dan met het uitstrijkje tot 6 weken na de bevalling.
Het onderzoek
U neemt plaats op een onderzoekstoel met uw benen gespreid.
De gynaecoloog, (huis)arts of assistente brengt een eendenbek (speculum) in de vagina (schede). Door de eendenbek te openen wordt de baarmoederhals zichtbaar.
Met een borsteltje neemt de arts of assistente cellen van de baarmoederhals af. Daarna wordt de eendenbek verwijderd en is het onderzoek klaar.
Wat voelt u
Meestal is een uitstrijkje niet pijnlijk. Het inbrengen van de eendenbek en het afnemen van de cellen kan wel even onaangenaam zijn. Soms bloedt de baarmoedermond na het uitstrijkje. Dit kan geen kwaad. Het bloedverlies stopt meestal binnen een dag.
Een volle blaas of darm geeft soms een vervelend gevoel. Als de eendenbek opengaat, drukt deze tegen de blaas en darm aan. Ga daarom eerst naar het toilet.
Heeft u nooit seks (gemeenschap) gehad en ook nooit tampons gebruikt? Dan is het maagdenvlies niet opgerekt. Het maken van een uitstrijkje is dan wat lastiger. Maar met een kleinere eendenbek is het meestal wel mogelijk.
Er kunnen andere redenen zijn om tegen het onderzoek op te zien. Bijvoorbeeld negatieve seksuele ervaringen in het verleden. Aarzel niet dit aan de arts of assistente te vertellen. Deze houdt er dan rekening mee. Het is belangrijk dat u de tijd vraagt en krijgt om de spieren rond de vagina zoveel mogelijk te ontspannen. Sommige vrouwen willen meekijken met een spiegel, zodat zij zien hoe de baarmoederhals eruitziet.
Wat wordt onderzocht
De cellen van de baarmoedermond worden in het laboratorium gekleurd en onder de microscoop beoordeeld. Ook ziet men soms aanwijzingen voor een infectie of ontsteking door bacteriën of virussen. Daarnaast word de aanwezigheid van het HPV-virus onderzocht. Het HPV-virus kan namelijk onder andere baarmoederhalskanker veroorzaken. Meer informatie hierover leest u onder 'HPV'.
Soms kan het uitstrijkje niet goed worden beoordeeld. Bijvoorbeeld omdat er te veel bloed aanwezig is. Of omdat er te weinig cellen op het glaasje aanwezig zijn. Het uitstrijkje wordt dan herhaald.
De uitslag
Er bestaan 2 soorten uitslagen van een uitstrijkje: de Pap-uitslag
en de KOPAC-uitslag. Het laboratorium geeft beide uitslagen.
Pap-uitslag
Pap is een afkorting van Papanicolaou. Dit is de persoon die deze indeling van de uitslagen van uitstrijkjes heeft gemaakt.
Pap-uitslagen op een rij
Hieronder staan de meest voorkomende uitslagen vermeld. Belangrijk om te weten: bij een uitstrijkje worden alleen losse cellen bekeken. Als er afwijkende cellen zijn, is het niet mogelijk om precies te vertellen wat er aan de hand is. Daarom is er soms meer onderzoek nodig, waarbij een biopt (stukje weefsel) wordt afgenomen. Op de pagina Colposcopie: onderzoek bij een afwijkend uitstrijkje(https://ziekenhuisrivierenland.nl/aandoeningen/colposcopie-onderzoek-bij-een-afwijkend-uitstrijkje/) leest u hier meer over. Wij kunnen daarom alleen in grote lijnen aangeven wat u kunt verwachten naar aanleiding van de uitslag.
• Pap 0
Het uitstrijkje is niet goed te beoordelen, vaak omdat er te weinig cellen aanwezig zijn. Soms zijn er onvoldoende endocervicale cellen. Ook kan er te veel bloed bij de cellen zitten. Het advies is bijna altijd om het uitstrijkje te herhalen. Meestal is er dan een normale uitslag. Een enkele keer lukt het ook volgende keren niet om een goed uitstrijkje te krijgen. De huisarts kan u dan naar de gynaecoloog verwijzen.
• Pap 1
Het uitstrijkje is normaal. Het advies is dan om het onderzoek na 5 tot 10 jaar te herhalen. U krijgt dan weer een oproep van het bevolkingsonderzoek.
• Pap 2
In het uitstrijkje zijn enkele cellen aanwezig die er iets anders uitzien dan normaal. De afwijking is niet heel duidelijk te zien, maar waarschijnlijk niet ernstig. U krijgt een verwijzing om een colposcopie te laten maken. Dat gebeurt bij de gynaecoloog.
• Pap 3a
In het uitstrijkje zitten licht afwijkende cellen. Men spreekt soms ook van lichte of matige dysplasie. Meer hierover leest u onder het kopje 'dysplasie'. Het advies is dan verder onderzoek door de gynaecoloog. Bij de helft van de vrouwen blijken de afwijkingen heel klein te zijn. Behandeling is dan niet nodig. Als de afwijking iets groter is, kunt ook het advies krijgen voor een eenvoudige behandeling van de baarmoederhals.
• Pap 3b
De cellen zijn iets meer afwijkend dan bij een Pap 3a; men spreekt soms ook van ernstige dysplasie. Meer hierover leest u onder het kopje 'dysplasie'. Verder onderzoek door de gynaecoloog is verstandig. Mogelijk is een eenvoudige behandeling van de baarmoederhals nodig. Die kans is groter dan bij de uitslag 'Pap 3a'.
• Pap 4
De cellen zijn wat sterker afwijkend dan bij een Pap 3a of een Pap 3b: er kan een vroeg stadium van baarmoederhalskanker aanwezig zijn. Ook hier is verder onderzoek door de gynaecoloog verstandig. De kans is groot (90%) dat een eenvoudige behandeling van de baarmoederhals nodig is.
• Pap 5
De cellen zijn sterk afwijkend. En de uitslag kan passen bij kanker van de baarmoederhals. Maak daarom op korte termijn een afspraak voor onderzoek door de gynaecoloog. Soms blijkt het uitstrijkje toch minder alarmerend. Maar soms is er sprake van baarmoederhalskanker. Een uitgebreide behandeling in de vorm van operatie en/of bestraling is dan noodzakelijk.
KOPAC-uitslag
Bij de KOPAC-uitslag staat elke letter voor een onderdeel van de
beoordeling: K voor kwaliteit, O voor een ontsteking, P voor plaveiselcellen, A voor andere afwijkingen en C voor cilindercellen. De arts kan hieraan zien wáár de afwijking ongeveer zit. Soms zit de afwijking namelijk niet aan de baarmoedermond, maar in de baarmoeder zelf.
Dysplasie
Soms wordt in de uitslag over 'dysplasie' gesproken. Dit betekent dat het weefsel van de baarmoederhals een andere opbouw heeft dan normaal. Er kan worden gesproken over lichte, matige of ernstige dysplasie. Als er aanwijzingen zijn voor matige of ernstige dysplasie, is meer onderzoek nodig. U krijgt dan een colposcopie.
Een afwijkend uitstrijkje
Van elke 100 vrouwen die bij het bevolkingsonderzoek een uitstrijkje laten maken, is bij 5 vrouwen het uitstrijkje afwijkend.
Afwijkend uitstrijkje: reden tot zorg?
Bijna alle vrouwen schrikken van een afwijkend uitstrijkje. Omdat er iets niet goed is en er verder onderzoek nodig is. Toch is er bij een afwijkend uitstrijkje vaak niets aan de hand.
Bij meer dan de helft van de vrouwen met Pap 3a wordt geen
voorstadium van baarmoederhalskanker gevonden. En ook geen baarmoederhalskanker.
Bij Pap 3b is de kans op een voorstadium van baarmoederhalskanker groter. Maar de kans op kanker is nog steeds klein. Een voorstadium is goed en makkelijk te behandelen.
HPV
Een infectie met het humaan papillomavirus (HPV) is meestal de oorzaak van een afwijkend uitstrijkje. Er zijn verschillende soorten van dit virus. Sommige soorten veroorzaken afwijkingen van de baarmoederhals en baarmoederhalskanker, andere veroorzaken wratjes op de huid (genitale wratten).
Vrouwen kunnen het virus krijgen bij seks (gemeenschap). Ongeveer 80 tot 90 procent wordt weleens besmet met HPV. Bij de meeste vrouwen geneest de infectie (die geen klachten geeft) vanzelf. Sommige vrouwen blijven het virus bij zich dragen. En sommige vrouwen die het virus bij zich dragen, krijgen een afwijkend uitstrijkje.
Omdat het virus via lichamelijk contact aan de partner kan worden overgedragen, hebben vrouwen soms het gevoel dat zij een geslachtsziekte hebben. Maar HPV is heel makkelijk overdraagbaar. Daar is zelfs niet altijd seks voor nodig. Vrouwen die nooit seks hebben gehad, hebben wel minder kans om het virus bij zich te dragen. Er is niet bij alle afwijkende uitstrijkjes sprake van besmetting met HPV.
U kunt zelf weinig doen om het virus kwijt te raken en het afwijkende
uitstrijkje weer normaal te laten worden. Stoppen met roken helpt wel: u raakt het virus dan gemakkelijker kwijt.
Hoe gaat het verder
Is de uitslag van het uitstrijkje 'normaal', dan hoeft u verder niets te doen. Als u jonger bent dan 60, dan krijgt u binnen 5 of 10 jaar weer een nieuwe oproep voor een uitstrijkje. Deze oproep komt vanuit het bevolkingsregister. Krijgt u in de tussentijd klachten zoals bloedverlies tussen de menstruatie door, of na seks? Overleg dan met uw huisarts of een extra uitstrijkje nodig is.
Heeft u een afwijkende uitslag, dan is het meestal verstandig om verder onderzoek te laten doen. Meer hierover leest u op de pagina Colposcopie: onderzoek bij een afwijkend uitstrijkje(https://ziekenhuisrivierenland.nl/aandoeningen/colposcopie-onderzoek-bij-een-afwijkend-uitstrijkje/).