Zelfdoseren fenprocoumon

bij trombose

Bij een verhoogde kans op trombose krijgt u medicijnen waardoor het bloed minder makkelijk stolt. De Trombosedienst controleert regelmatig of het medicijn goed werkt. De International Normalized Ratio (INR) wordt dan gecontroleerd. Het aantal pillen, de dosering, dat u moet slikken hangt af van deze waarde. 

De Trombosedienst kan u leren om zelf de INR te controleren en te bepalen hoeveel pillen u nodig heeft. Deze pagina gaat over het antistollingsmedicijn fenprocoumon.

INR

Bij u is er een kans dat er klontjes in het bloed ontstaan. Het is daarom belangrijk om regelmatig de INR te controleren. De waarde moet binnen een bepaald streefgebied blijven. Dat betekent dat de waarde tussen een ondergrens en bovengrens zit. Meestal is dat tussen 2.0 en 3.0 of tussen 2.5 en 3.5. Welke waarde het voor u is, hangt af van de reden dat u een antistollingsmedicijn nodig heeft. 

Instabiele INR

Bij een instabiele INR is het verschil tussen 2 metingen meer dan 1.0. Als de waarden van meting 1 en meting 2 binnen uw streefgebied zijn, dan is dat geen probleem. Zijn er waarden onder of boven uw streefgebied, dan moet u vaker controleren. Het kan dan nodig zijn het aantal pillen dat u neemt aan te passen.

Oorzaken instabiele INR

  • Alcohol: onregelmatig en overmatig alcoholgebruik.
  • Andere medicijnen: veranderingen van medicijnen die u al gebruikt of nieuwe medicijnen geeft u door aan de Trombosedienst.
  • Ziekten met symptomen als overgeven, diarree en koorts.
  • Bloedingen
  • Stress
  • Dieet
  • Fouten met de dosering

Medicijn

U gebruikt fenprocoumon, 3 milligram.

Neem de fenprocoumon dagelijks op dezelfde tijd in.

Controleren

U controleert de INR-waarde 1 keer per 3 weken. Door te veel controleren wordt te vaak de dosering veranderd. Dat zorgt voor een instabiele INR.

Als er iets bijzonders is en/of als de INR instabiel is, kan het nodig zijn vaker te controleren. Dat kan bijvoorbeeld elke week of 1 keer per 2 weken zijn.

Het heeft alleen in zeer speciale gevallen zin om vaker dan 1 keer per week te controleren. Als dat nodig is, hoort u dat van de Trombosedienst.

Wanneer controleert u de INR 

Plan de controle van de INR-waarde altijd op een werkdag voor 12:00 uur. Het liefst iedere week op dezelfde dag. U heeft dan tijd om contact op te nemen met de Trombosedienst als u een verandering van de dosering wilt bespreken.

Zelf doseren

U gebruikt voor het aanpassen een doseerschema. Dit schema kunt u onderaan deze pagina downloaden. Neem als u toch twijfelt over het veranderen van de dosering contact op met de Trombosedienst. Wij blijven u op afstand begeleiden. Elke 6 tot 12 maanden is er een controleafspraak waarbij de afgelopen periode wordt doorgenomen.

Voor het doseren van fenprocoumon gebruikt u de volgende informatie:
  • de uitslag van de controle van de INR;
  • de INR-uitslagen van de vorige meting of metingen;
  • het INR-streefgebied;
  • de dosering van de afgelopen tijd;
  • ga uit van het laatste stapnummer van het doseerschema.

Werkwijze zelf doseren

  1. Controleer de INR-waarde.
  2. Vergelijk de gemeten waarde met uw streefgebied.

Mogelijke uitkomsten controle

INR zit tussen de streefgrenzen

U houdt tot de volgende controle dezelfde dosering aan.

INR tot 0.5 onder de ondergrens
  • Verhoog de dosering met 1 stapnummer.
  • Controleer na 1 week.
  • Is de uitslag 2 of 3 keer in deze mate te laag, verhoog dan met 2 stapnummers per keer. Start met de hoogste dosering.
  • Controleer iedere week tot de waarde weer binnen de streefgrenzen zit.
INR tot 0.5 boven de bovengrens
  • Verlaag de dosering met 1 stapnummer.
  • Controleer na 2 weken.
  • Is de uitslag 2 of 3 keer in deze mate te hoog, verlaag dan met 1 of 2 stapnummers per keer. Start met de laagste dagdosering.
  • Controleer iedere 1 tot 2 weken tot de waarde weer binnen de streefgrenzen zit.
INR 0.6 tot 1.2 onder de ondergrens
  • Neem op de dag van de controle ongeveer de helft van de gemiddelde dosering.
  • Verhoog met 1 of 2 stapnummers.
  • Controleer na 2 weken weer. Is de uitslag nog steeds te laag, verhoog dan met 1 of 2 stapnummers. Begin met de hoogste dagdosering.
  • Controleer elke 2 weken tot de waarde weer binnen de streefgrenzen zit.

Voorbeeld 1½ keer de dosering: dosering 3-4-4-3 betekent gemiddeld ongeveer 3½ pil per dag. 1½ keer de dosering betekent 5 pillen per dag.

INR 0.6 tot 1.0 boven de bovengrens
  • Neem op de dag van controle niets in.
  • Neem de dag erna ongeveer de helft van de gemiddelde dosering.
  • Verlaag de dosering met 2 stapnummers.
  • Controleer na 2 weken weer. Is de uitslag nog steeds te hoog, verlaag dan weer met 2 stapnummers per keer.
  • Controleer elke 2 weken tot de waarde weer binnen de streefgrenzen zit.
INR 1.1 tot 2.0 boven de bovengrens
  • Verlaag de dosering met 2 stappen.Start op de dag van de controle.
  • Controleer na 1 tot 2 weken opnieuw.
  • Is de uitslag nog steeds te hoog, verlaag dan weer met 2 stapnummers per keer.
  • Controleer elke 1 tot 2 weken tot de waarde weer binnen de streefgrenzen zit.
INR meer dan 2.0 boven de bovengrens en onder de 6.1
  • Neem op de dag van de controle geen pillen.
  • Verlaag de dosering met 2 stapnummers.
  • Controleer na 1 week opnieuw.
  • Is de uitslag nog steeds te hoog, verlaag dan met 2 stapnummers per keer.
  • Controleer elke 1 tot 2 weken tot de waarde weer binnen de streefgrenzen zit.
Elke INR onder de 1.8 en gelijk of hoger dan 6.0
  • Geef dit door aan de Trombosedienst. Dat kunt u het beste doen via Portavita (bericht opstellen; prioriteit: Hoog). 
  • Is het niet mogelijk om het met de Trombosedienst te bespreken en is de INR boven de 6.0: geen pillen innemen op de dag van de meting en ook de dag erna niet.
  • Is de INR onder de 1.8: neem dan 2 keer de gemiddelde dagdosering in op de dag van de meting.

Goed om te weten

Pillen vergeten

Ga door volgens het doseerschema. Het is niet nodig extra pillen in te nemen.

Twijfel over dosering

Als u twijfelt of een verandering van de dosering nodig is, gaat u een paar dagen tot 1 week door met de oude dosering. Doe dan een extra controle.

Veranderen dosering

Een verhoging van de dosering is meestal pas na 2 tot 3 weken zichtbaar. De INR kan daarna nog verder stijgen.

Het effect van het weglaten van de dagdosering is ook meestal pas na 2 tot 3 weken zichtbaar. 

Maak de verandering van de dosering niet te groot. De INR-waarde wordt dan snel instabiel. 

Vakantie

Neem genoeg fenprocoumon mee op vakantie.Antistollingsmedicijnen zijn niet in alle landen beschikbaar.

Extra INR-controles

Doe extra controles:

  • als u snel last heeft van blauwe plekken;
  • als u vaak een bloedneus heeft die langer dan en half uur duurt;
  • als u ander abnormaal bloedverlies heeft;
  • als u ziek bent met hoge koorts en/of overgeven en diarree. Bespreek met de Trombosedienst of een verandering van de dosering nodig is.

Wanneer contact opnemen

  • Als de INR lager dan 1.8 of hoger dan 6.0 is 
    De behandeling werkt niet goed of u heeft veel meer kans op bloedingen. U meet de INR nog een keer en gaat uit van het gemiddelde. Is dit gemiddelde buiten de grenzen 1.8 en 6.0 dan geeft u dit aan ons door. Dat kunt u het beste doen via Portavita (bericht opstellen; prioriteit: Hoog). 
  • Bij flinke bloedingen
    • een bloedneus langer dan een half uur;
    • bloed in de poep;
    • bloed overgeven of ophoesten. 
      Een heftige menstruatie tijdens antistollingsbehandeling is normaal. Net als het ineens snel krijgen van blauwe plekken en rood oogwit, zonder duidelijke reden. Controleer eerst de INR en neem dan contact op met de Trombosedienst.
  • Andere medicijnen
    Geef het starten, stoppen of veranderen van de dosering van andere medicijnen altijd aan ons door. Een aantal medicijnen heeft invloed op de INR. Dan moet u wat vaker controleren om de dosering van fenprocoumon aan te passen. Let ook op dieetproducten en vitaminepreparaten die vitamine K bevatten.
  • Behandelingen waarbij u gaat bloeden
    U krijgt een behandeling waarbij u gaat bloeden, bijvoorbeeld een operatie, een tandartsbezoek of een prik in de spier. Soms moet dan de antistolling tijdelijk aangepast worden. U gebruikt dan vitamine K en/of u neemt minder pillen in. Vraag aan de arts die u behandelt een brief waarin de gewenste waarde van de INR staat.
  • Zwangerschapswens
    Laat dit weten in verband met de omzetting naar het antistollingsmedicijn acenocoumarol.
  • Zwangerschap 
    Fenprocoumon is gevaarlijk voor de baby in de buik. Geef het meteen door aan de Trombosedienst als u zwanger bent.

Ondersteuning

Als u zelf controleert en doseert heeft u minder hulp nodig van de Trombosedienst. U kunt wel altijd om ondersteuning vragen.

Op elke werkdag kunt u ’s ochtends voor 12.00 uur een boodschap inspreken op ons antwoordapparaat. Het telefoonnummer is: 0344-673845 (toets 1). Wij bellen u dan aan het einde van de dag terug.

U kunt ons ook bereiken via:

  • Portavita - digitaallogboek.nl
  • zelfmeet@zrt.nl

Voor spoedgevallen in het weekend: 0344-673800  

Doseerschema

  • De doseringen volgen een cyclus van 2 weken. 
  • In het schema staat aan de linkerkant een stapnummer. De doseerinstructies verwijzen naar dit stapnummer. 
  • Achter een stapnummer staat het aantal pillen dat u per dag moet innemen. Elk vakje is een dag. 
  • Bij langer dan 2 weken doseren herhaalt u het schema van voren af aan.

Downloaden doseerschema(https://ziekenhuisrivierenland.nl/media/objnls1w/151902_handleiding-zelfdoseren-fenprocoumon_schema1.pdf)