Blaastumor verwijderen via de plasbuis

Transurethrale resectie van een blaastumor (TURT)

In de blaas kunnen 2 soorten tumoren ontstaan: een oppervlakkig groeiend tumor of een ingegroeide tumor. Een tumor wordt vaak ontdekt doordat er bloed in de urine zit. Dit is niet altijd zichtbaar. Een blaastumor is bijna altijd kwaadaardig en wordt altijd verwijderd. Het verwijderen via de plasbuis heet een transurethrale resectie tumor, ook wel TURT genoemd.

Oppervlakkige tumor (poliep)

De oppervlakkig groeiende tumor wordt ook wel een poliep genoemd. Een poliep heeft de vorm van een paddenstoel en zit met een steeltje vast aan de blaaswand. In het begin is de tumor oppervlakkig en kan meestal gemakkelijk worden verwijderd. Blaaspoliepen kunnen terugkomen, nadat ze zijn weggehaald. De blaas wordt daarom na de operatie regelmatig gecontroleerd.

Ingegroeide tumor

Een ingegroeide tumor wordt ook wel een ‘invasief groeiende tumor’ genoemd. De tumor is dan ingegroeid in de blaasspier. Zo’n tumor is meestal moeilijker te verwijderen. Vaak is na de operatie verdere behandeling nodig om de tumor helemaal te verwijderen. Dit kan door een operatie waarin de blaas wordt verwijderd en/of met bestraling. 

Voorbereiding

U blijft na de operatie 2 tot 3 dagen in het ziekenhuis. Soms komt u 1 dag voor de operatie naar het ziekenhuis. Er zijn dan extra voorbereidingen nodig.

De operatie

Voor de operatie

  • U plast voor de operatie, zodat uw blaas leeg is.
  • U krijgt een infuus voor extra vocht en medicijnen. 
  • U krijgt een soort knijper op uw vinger om de hoeveelheid zuurstof in het bloed te meten.
  • Uw bloeddruk wordt gemeten.
  • U krijgt plakkers op uw borst om uw hartritme te controleren tijdens de operatie.

De TURT

  • De uroloog brengt door de kijkbuis in de plasbuis om de binnenkant van de blaas te bekijken. 
  • Daarna brengt de uroloog de kijkbuis een metalen draadje in. Hiermee wordt via elektrische stroom de tumor laag voor laag weggehaald.
  • Tussendoor wordt de blaas steeds leeggemaakt. Hierbij komen de losgemaakte deeltjes van de tumor mee naar buiten. Kleine bloedinkjes worden dichtgeschroeid met het stalen draadje. Bij het weghalen ontstaat een wond in de blaas.
  • Na verwijdering van de tumor wordt de blaas nogmaals goed gespoeld. 
  • U krijgt een blaaskatheter. Dit is een slangetje waardoor uw urine kan weglopen. 

Na de operatie

  • De verpleegkundige controleert uw bloeddruk en hartritme. 
  • Er wordt bijgehouden wanneer u voor het eerst heeft geplast na de operatie.
  • U krijgt medicijnen tegen de pijn. Houdt u toch pijn, dan kunt u dit tegen de verpleegkundige zeggen. Die bespreekt met de arts of u sterkere pijnstillers mag. 
  • De katheter in de blaas is meestal aangesloten op een systeem dat uw blaas spoelt. Hiermee worden mogelijke nabloedingen weggespoeld.
  • Via de katheter loopt de urine uit de blaas in een zak. U hoeft dan niet zelf te plassen. Soms kan het slangetje het gevoel geven dat u moet plassen. Bij mannen kan het slangetje pijn doen aan de top van de penis. Dit wordt ‘blaaskramp’ genoemd. Als u last heeft van blaaskramp, zeg dit dan tegen de verpleegkundige. U krijgt hiervoor dan medicijnen.
  • De katheter wordt meestal de eerste dag na de operatie verwijderd als de urine helder is. 
  • U heeft een infuus in uw hand of arm. Als u na de operatie weer normaal kunt eten en drinken en het bloed goed is, wordt het infuus eruit gehaald. Dit is meestal de eerste dag na de operatie.

Naar huis

Als alles goed gaat, mag u de dag na de operatie naar huis. Soms is het nodig dat u langer in het ziekenhuis blijft.

Voor het naar huis gaan zijn de volgende dingen belangrijk:

  • U heeft geen koorts 
  • U kunt zichzelf goed verzorgen
  • U eet weer normaal 
  • U kunt normaal poepen en plassen

Bijwerkingen

  • Na het verwijderen van de katheter kunt u een schrijnend gevoel hebben in de plasbuis. U heeft vaak het gevoel dat u steeds moet plassen. Ook zult u waarschijnlijk vaker naar het toilet moeten. Dit gaat vanzelf over na een paar weken. 
  • De urine kan soms nog bloederig zijn. U hoeft zich hierover geen zorgen te maken. 

De uitslag

Ongeveer 2 weken na de operatie heeft u een afspraak op de afdeling Urologie. Bij de operatie is er weefsel weggehaald. Dit weefsel is onderzocht. De uitslag wordt met u besproken.

Ook hoort u dan of er meer onderzoek en/of behandelingen nodig zijn.  

Controles

Een blaastumor kan terugkomen. Daarom wordt uw blaas 5 jaar om de paar maanden onderzocht. Tijdens deze controles bekijkt de uroloog de binnenkant van de blaas met een kijkinstrument.

Leefregels

  • Om ervoor te zorgen dat het bloed in de blaas niet gaat stollen, is het belangrijk dat u veel drinkt.
  • Probeer niet te persen als u moet poepen.
  • De eerste 2 weken na de operatie moet u het rustig aan doen. U mag wel autorijden, maar niet fietsen, zwaar tillen, zwaar huishoudelijk werk doen (zoals stofzuigen), baden of zwemmen. Na 2 weken kunt u deze activiteiten weer langzaam opbouwen.
  • Het is belangrijk voor het herstel dat u geen pijn heeft. U krijgt van de verpleegkundige advies wat u tegen de pijn kunt doen.

Risico’s en complicaties

  • De wond kan gaan ontsteken of nabloeden. Dit kan tijdens of na de operatie gebeuren 
  • Heel soms ontstaat tijdens de operatie een gat in de blaas. De spoelvloeistof die tijdens de operatie wordt gebruikt kan dan buiten de blaas terechtkomen. Om te zorgen dat er niet meer vloeistof lekt, wordt de operatie dan beëindigd. Een klein gaatje in de blaaswand gaat vanzelf dicht. Bij een grotere opening is soms een buikoperatie nodig. Dan wordt het weggelekte vocht verwijderd en het gat dichtgemaakt.
  • Na de operatie kan een bloeding in de blaas ontstaan. Dit kan bloedverlies en de vorming van stolsels tot gevolg hebben. Meestal stopt zo’n bloeding vanzelf na het krijgen van spoelvloeistof via de blaaskatheter. Soms is het nodig opnieuw de blaas te spoelen en de bloeding te stoppen. Dit gebeurt onder volledige verdoving.
  • Door de operatie kunt u een ontsteking aan de urineweg krijgen. U krijgt dan koorts. Meestal kan een ontsteking goed worden behandeld met medicijnen.
  • Nog weken na de operatie kunt u een ontsteking krijgen. Mannen kunnen bijvoorbeeld een bijbalontsteking krijgen. Zo’n ontsteking is goed te behandelen met medicijnen.
  • Mannen kunnen soms lange tijd na de operatie een vernauwing in de plasbuis(https://ziekenhuisrivierenland.nlundefined) krijgen. Dit is een gevolg van de littekens die zijn ontstaan tijdens de operatie. Soms is dan een nieuwe operatie nodig om deze vernauwing weg te halen.

Wanneer contact opnemen

In de volgende situaties neemt u contact met ons op:

  • U verliest bloed of u plast grote bloedstolsels.
  • U heeft koorts, de temperatuur is dan boven de 38.5 °C of u heeft langer dan 24 uur koorts boven de 38 °C.
  • U heeft pijn die niet overgaat. Ook niet na het nemen van pijnstillers of 4 keer per dag 2 paracetamols van 500 milligram.

Deze tekst is gebaseerd op informatie van de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU).