Mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH), zoals een beroerte, MS of Parkinson, kunnen spraak- en taalstoornissen (dysartrie en afasie) en ook cognitieve stoornissen hebben.
Bij een cognitieve stoornis kan iemand problemen hebben met:
- aandacht erbij houden;
- snel informatie verwerken;
- het geheugen;
- het plannen van een dag of activiteit;
Zorgt een cognitieve stoornis voor verandering in de communicatie, dan noemen we dat een cognitieve communicatiestoornis (CCS). Het kan zijn dat een gesprek problemen geeft, lezen mogelijk niet meer lukt en schrijven verandert. Niet omdat er een taalstoornis is, maar door andere, cognitieve veranderingen.