Infecties zijn ziekten die worden veroorzaakt door virussen, bacteriën, schimmels of parasieten. Bij een baby is het risico groter om ziek te worden van een infectie. Dat geldt vooral voor te vroeg geboren kindjes.
Symptomen
- Hoge of lage temperatuur
- Grauwe of bleke huidskleur
- Moeilijk ademhalen
- Slecht drinken en/of veel spugen
- Een geprikkeld gedrag bij de verzorging
- Stil zijn of aanhoudend huilen
- Huiduitslag
Oorzaken
- De moeder had een infectie voor de bevalling.
- De vliezen waren langere tijd gebroken of koorts voor de bevalling.
- Er zat meconium, de eerste poep van een baby, in het vruchtwater.
- Besmetting na geboorte.
Onderzoek
Soms doen we eerst een onderzoek naar de oorzaak van de infectie. Dit kan met een:
- bloedonderzoek;
- onderzoeken van de plas;
- een longfoto maken.
- een ruggenprik om hersenvocht te onderzoeken.
Het algemene bloedonderzoek wordt vaak een aantal keer herhaald. Dit doen we om te kijken hoe ernstig het is. Ook kunnen we dan zien of de medicijnen werken.
Tijdens de onderzoeken en behandelingen zorgen we ervoor dat uw baby zo min mogelijk last heeft. We gebruiken bijvoorbeeld sucrose(https://ziekenhuisrivierenland.nl/behandelingen/sucrose-pijnstiller-voor-baby/) als pijnstiller.
Behandeling
Als een baby een infectie heeft, is het vaak nodig om direct te beginnen met medicijnen. Dat doen we ook als het op een infectie lijkt. De baby krijgt de medicijnen via een naald in een ader. Dit infuus kan op verschillende plaatsen, zoals op een handje, voetje, de elleboog of in een ader van het hoofdje.
Er wordt niet op de uitslag van het bloedonderzoek gewacht. Meestal is na 2 tot 3 werkdagen duidelijk of de medicijnbehandeling gestopt kan worden. De meeste baby’s worden snel beter en houden niets over aan de infectie.
Couveuse
Tijdens de behandeling ligt de baby in de couveuse en wordt bewaakt via een monitor. De hartslag, ademhaling en het zuurstofgehalte worden hierop bekeken. Als er een alarm is, komt dat binnen op een apparaat dat de verpleegkundige bij zich heeft.
Ademhaling
Bij problemen met de ademhaling zijn er verschillende mogelijkheden.
Zuurstofbrilletje
De baby krijgt een lage hoeveelheid zuurstof.
Continue Positive Airway Pressure (CPAP)
Hierbij krijgt de baby een prongetje (staafjes in de neus) of kapje op de neus, daarmee komt er druk in de longen. Zo blijven de longblaasjes open en kan het vocht eruit. De baby kan dan makkelijker ademen en wordt minder moe.
Voeding
De baby mag zelf de voedingen drinken als dat lukt. Het kan zijn dat de baby hiervoor te moe is. Dan wordt ervoor gekozen om een sonde in te brengen. Via een slangetje in de neus gaat de voeding naar de maag. Op deze manier kan de baby uitrusten en energie sparen om beter te worden.
Naar huis
De kinderarts beslist wanneer uw baby naar huis mag. Dit wordt van dag tot dag bekeken en hangt onder andere af van:
- de uitslagen van het bloedonderzoek;
- hoe lang er medicijnen nodig zijn;
- hoe de baby drinkt.